maandag 19 december 2016

Te zware lading


Met S. naar Utrecht om ons te vergapen aan Broadway 14th day, 18 minutes after dusk van Craigie Horsfield – fotografisch beeld van de resten van de Twin Towers, verwerkt in een wandtapijt van bijna negen meter breed:


Vier jaar geleden zagen we dit Ground Zero-kunstwerk voor het eerst in het harde licht van de Kunsthalle in Basel. Op de Horsfield-expositie in het Centraal Museum hangt de tapisserie in gedempt licht en klinkt een sombere soundscape. Dubbel effectbejag met een karig rendement: de waarachtige beroering van de eerste kennismaking blijft uit.

Het sluitstuk van de expositie in Utrecht is me nu liever:


Een dik geweven diptiek van twee neushoorns in gevangenschap. De maker verlangt dat we wegdromen in hun berustende blikken, maar hoe kon ik niet óók aan een van de fraaiste platen uit CONGO denken?


Het is 7 mei 1931 en Kuifje blaast met een veel te zware lading dynamiet een neushoorn op. Let vooral op de natuurlijke souplesse in het tweede plaatje – zowel van de Tekenaar als van de aan de tak bungelende held.

Te zware ladingen zijn overigens beslist niet incidenteel in de wereld van Hergé:


Voormalig kolonel Diaz brengt een heel vat tot ontploffing (in OREILLE) waar een lading van ongeveer 1/10 al ruim voldoende is*.

En omdat de grens tussen fictie en werkelijkheid diffuus is, verplaatsen we ons nog even naar het ground zero van een strand in Florence (Oregon, VS). Daar vindt in 1970 het beruchte Exploding Whale-incident plaats: men tracht er een dode potvis op te ruimen door er twintig dozen dynamiet in te proppen. Een militaire veteraan oppert voorzichtig dat twintig staven meer dan genoeg zijn, maar naar deze passant wordt vanzelfsprekend niet geluisterd. De gevolgen zijn euh… vettig en blubberig:


KLIK! voor het liveverslag.


*) Lezen we in wat we inmiddels definitief de leukste Hergé-uitgave van dit jaar mogen noemen: ‘Duizend bommen, geweren en granaten - Een overzicht van wapens, artillerie, munitie en vormen van geweld in de albums van Hergé’ van Jan Aarnout Boer en Hans Bijman.