donderdag 30 januari 2014

Lefdoekje


Hergé was niet mooi. Zijn neus was te groot, zijn gezicht te langgerekt. Hij had een paar van die ondankbare dingetjes die hem, op jonge leeftijd, deden lijken op een Belgische renner uit de Ronde van Frankrijk. Het beste waren zijn ogen, grijs - met soms groene, soms blauwe reflecties. En er was zijn slungelige silhouet dat hem een zekere uitstraling gaf.

Begint goed, dat oude Hergé-lemma op het mode- en stijlblog Le Chouan! Over de kledingstijl van de Tekenaar: van de jongeman die zijn filmidolen imiteert en de onverhulde conservatief die kiest voor non-descripte kostuums tot de gearriveerde kunstenaar die het allemaal niet zoveel meer kan schelen.

Meest vermakelijk blijft natuurlijk de Georges die een Gary Coopertje doet:


Hier met Germaine op de stoep van zijn woning aan de Knapenstraat, halverwege de jaren dertig. Let op het pochet, in die tijd nog wel aangeduid met ‘lefdoekje’. Hergé draagt ‘m in de One Corner Up Fold, een heel eenvoudige vouw en, zoals dat dan heet, ‘toch elegant’. Geschikt voor informele en formele outfits en gelegenheden. Over het algemeen geldt hier: hoe verder het pochet uitsteekt, hoe informeler. Daar moeten we aan toevoegen: een pochet dat vér uitsteekt, vráágt om een dessin en/of een kleurtje. Maar Hergé kiest voor wit, trekt hem informeel ver uit en dat oogt niet zo lekker - toch een beetje de man met een werkbriefje in zijn borstzak.

dinsdag 28 januari 2014

Logisch


I.

Wie hebben we hier?


Het is Charles Wiener, werkzaam bij het Franse ministerie van Onderwijs, als ‘secrétaire de la Haute Commission de sténographie’ - maar toch vooral bekend van zijn extensieve reizen door Bolivia en Peru én, in 1877, de beklimming van de Illimani, ten zuiden van La Paz:


We moeten dit bericht met een korreltje zout nemen. Charles Wiener bereikte niet de top, maar de subtop.

II.
De post bezorgde Wieners monumentale ‘Pérou et Bolivie’, uitgave van Hachette uit 1880 en een rijke inspiratiebron voor Hergé (Gebroken oor, Zonnetempel). Een impulsieve aankoop en een tikkeltje aan de prijs door het stempel van de Royal Geographical Society en een (niet ondertekende) boodschap voor Jorge de Grumkow, een overmoedige baron waarmee Wiener, samen met Don José Maria Ocampo, de Illimani besteeg.
Voor deze stoutmoedige kostenpost kon ik gelukkig een beroep doen op de RVSB, de Regeling Verzamelingen Spontane Bestedingen, met inachtneming van het Als/Dan-protocol.

Ik bedoel: ALS we vorige maand Oud en Nieuw hadden gevierd in, laten we zeggen, Brussel DAN waren we, vermoedelijk, gaan eten in het voortreffelijke restaurant van Luigi Ciciriello. Omdat we thuis bleven, is er een onuitgegeven bedrag in de lucht blijven hangen dat vrij kon worden besteed.

III.
Eigenlijk ken ik geen verzamelaars die nooit de plooien gladstrijken binnen het veld van de propositielogica.

woensdag 22 januari 2014

Want een dag niet gelachen (3)


Ze hádden het leuk samen, De Megaster en De Nulliteit*:


*) Wat als titel heel veel leuker is dan De klare lijn en de golven waaruit dit fragment komt.

maandag 20 januari 2014

Dronken kip


Ontmoeting met D. in Antwerpen. Hij is opnieuw zijn smaak kwijt – nasleep van de lichte attaque die hem veertien maanden geleden trof. Nochtans is hij de beroerdste niet en heeft hij gereserveerd bij het fabelachtige Lam & Yin. We dineren met gelakte eend en drunken chicken. ‘Sma-ke-loos’, zegt mijn dealer met een zoetzuur lachje, om vervolgens de aandacht te verleggen naar de eigenaar van de 9eme Art Gallery.

Dat Alain Van Neyghen in etappes zijn volledige verzameling op de markt kiepert, blijft niet onopgemerkt. Er zit (zie vooral zijn koopjeshoek op eBay) veel moois tussen, zoals, voor achttien mille, een van de honderd hors commerce-albums van TIBET, met een dédicace van de Tekenaar voor de familie De Moor:


Maar ook…


Over de uniciteit van deze uit de werkplaats van Jean-Marie Pigeon (gesigneerd en genummerd: 00) afkomstige snuisterij valt amper te twisten. Maar uniekheid zegt geen moer over schoonheid. 25.000 euro? Voor een infantiel bedlampje?

Maar goed, de afscheid nemende Van Neyghen brengt de flinkheid op die mij nog immer ontbreekt. Thuis vraagt S. of ik me nog iets in de maag heb laten splitsen. ‘Een dronken kip,’ zeg ik vrolijk, waarmee ik mijn voornemen om nooit meer te liegen goeddeels intact laat.

woensdag 15 januari 2014

Nulliteit



I.
Bob de Moor kreeg voor de afronding van ‘De 3 formules van professor Sato’ 15.000 Bfr. (€ 375,-) per pagina en, met enkele voorbehouden, vijftig procent in de royalty’s van de netto-inkomsten. Contractueel vastgelegde deadline: 31 december 1989. Boete bij overschrijding: € 50,- per dag. De Moor tekende het contract aanvang 1989 en had dus minder dan een jaar om ‘Mortimer tegen Mortimer’ te tekenen. Dat heeft ie geweten.

‘Ik dacht, zou ik het nu doen of niet. En toen heb ik de beslissing genomen, ook omdat ik zoiets had van, dat is nu zo dom, dat tweede deel zal nooit verschijnen, het werk van Jacobs is niet af.’

II.
‘Ik had zoiets van…’

Dixit De Moor, in ‘De klare lijn en de golven’ van Ronald Grossey. En in dat ‘dixit’ schuilt meteen ook de makke van deze ‘biografie’ van de meester-assistent van Hergé (en die van het weekblad Kuifje). Grossey wil of durft het verhaal niet in zijn eigen woorden te vertellen, op basis van verzamelde citaten, maar neemt die citaten letterlijk over. Voor een biograaf lijkt me dat een zwaktebod. Het betekent dat hij de tekenaar voortdurend zijn eigen levenswandel laat becommentariëren en dat het in deze uitgave wemelt van kromspraak en bijzinnetjes als ‘zei De Moor later’, ‘herinnerde De Moor zich later’ en ‘vertelde De Moor achteraf’. Zonde, want Grossey heeft wél veel interessante feiten bij elkaar geharkt.

III.
Zelfs aan het slot waagt de ‘biograaf’ zich niet aan een afrondend oordeel, maar kiest hij voor een laatste citaat van de hoofdpersoon zelf, voorafgegaan door een fragment uit een interview met diens weduwe. Jeanne De Belder vertelde in De Morgen waarom de kwestie van het niet mogen tekenen van ‘Kuifje en de Alfa-kunst’ haar Bob uiteindelijk de das omdeed:

‘Mijn man verwerkte die demonstratieve blamage niet; hij die er een leven collegiaal dienstbetoon had opzitten, die zichzelf had weggecijferd tot meerdere glorie van megaster Hergé, werd als een nulliteit geïgnoreerd.’

Een nulliteit? Na 400+ pagina’s had ik zoiets van: Show, don’t tell….


Maandag verder.

zondag 12 januari 2014

Vuurwerk


Er zijn veel opwindende plekken om het nieuwe jaar in te gaan. Maar de eigen huiskamer…? Mijn hart ging er niet sneller van kloppen.

Niettemin opperde S. om de laatste avond van het jaar eindelijk weer eens thuis op de bank door te brengen, met een boek en een wijntje (‘En alsjeblieft geen televisie’). Ze las ‘Expo 58’ van Jonathan Coe en moest regelmatig hardop lachen*, ik gaf ‘De klare lijn en de golven’, de biografie van Ronald Grossey over Bob de Moor, een nieuwe kans. Het boek stelt nogal teleur**, maar was op dat moment wél toepasselijke lectuur - met een hoofdpersoon die twee vingers verliest door (Duits) vuurwerk.

Pagina 426: De Moor laat zich fotograferen ter voorbereiding van ‘Mortimer contra Mortimer’ (1990):


Actuele vraag: gaat de 65-jarige Theo van den Boogaard, meesurfend op de Septimus-golven, zich binnenkort ook in dit soort bochten wringen?





*) En terecht. Een erg vermakelijke roman met een bijrol voor twee op Jansen en Janssen gelijkende agenten.
**) Woensdag meer.