zaterdag 31 augustus 2013

Welkom ‘thuis’



Twee maanden nadat S. had opgemerkt dat ze een paar dagen alleen wilde zijn om na te denken, reed ik in mijn onzalige eentje naar Parijs - vastbesloten om het advies van Arnon Grunberg op te volgen.
Verder dan Brussel kwam ik niet.
Onder de troostaankopen in het Hoofdstedelijk Gewest bevonden zich een originele cibachrome print van Nan Goldin en, opnieuw, een diepzwart werkje van Armando. In nihilisme deden ze weinig voor elkaar onder en als mentale toverdrank waren ze absoluut waardeloos.
Spijt?
Onmiddellijk.
Maar ik wilde domweg gedachteloos spenderen - en zeker niet aan een zoveelste voortbrengsel uit het universum van Hergé.

Jaren geleden, bivakkerend op het randje van de dood, durfde ik nog heel flink te beweren dat ik mijn Kuifje-verzameling trouw was gebleven. Nu konden die rotboekjes me wel degelijk gestolen worden. Wat had ik gedacht? Dat ik hier ongebreideld Germaine kon sarren met haar ontrouwe Georges omdat mijn relatie wél onwankelbaar was?

De vrouw waarmee ik oud wil worden, is terug. Dat wil zeggen: ze wil weg. Dat wil zeggen: naar een huis waar de herinneringen niet zo zwaar op drukken. Het is geen compromis. Ik moet mee - en natuurlijk ga ik mee, hoewel ik me geen ander huis en geen andere buurt kan voorstellen.

Jong worden is een slopende bezigheid.

En de grote kraakvis mag mij kraken, maar wie moet straks in hemelsnaam al die boeken in dozen stoppen?


Dinsdag: de ‘essentie van wat heet de Klare Lijn’, ofwel: een ton voor een blind paard.