maandag 30 juni 2008

Vrijmarkt


1. Exterior. Amsterdam. Very Early Morning. Extreme Long Shot.

CAMERA points at the sun just rising slowly above the city monuments.

CAMERA tilts down to the flee market and zooms in slowly to…

VERZAMELAAR opgewonden: ‘Zijn alle Kuifjes een kwartje, jochie?’

JONGETJE: ‘Nee, die met een harde kaft zijn twee kwartjes, m’neer.’

(‘Film is de leugen van het leven en de waarheid van de droom,’ zegt Harry Kümel. S. mag de Vlaamse cineast graag citeren.)

zondag 29 juni 2008

Een enkel streven is dwaasheid


Willen we werkelijk het onbereikbare bezitten?

Onomwonden vertelt D. over zijn hebzucht toen hij vernam van een avant première-editie van De Juwelen. Bij een 11-jarige jochie uit Kortrijk, stervend aan het poliovirus, liet Hergé een handgemaakt exemplaar afleveren, een kwart jaar voordat het album in de winkels lag.

Maar nogmaals: willen we werkelijk het onbereikbare bezitten?

zaterdag 28 juni 2008

Stoppen met Kuifje (3)


B. doet een laatste poging: ‘En als je nu eens stopt met Kuifje en louter bij bijzondere gelegenheden een Franquin koopt?’
Maar de opvatting dat Hergé een sigaret is en Franquin kennelijk een sigaar vind ik profaan - hoewel ik besef dat de weifelende vader van Kuifje in iets andere woorden ooit hetzelfde heeft beweerd.

(In het werk van Hergé, lees ik ergens, moet je bij wijze van spreken* kloppen en voeten vegen voor je binnen mag. Maar bij Franquin staat de deur dag en nacht wijdopen en kun je altijd aanschuiven.
En toch.
Toch is die deurmat mij liever juist omdat de wereld achter dit stramme welkom ten slotte zoveel wijdser en avontuurlijker is.)

* Beweert althans Pieter van Oudheusden

vrijdag 27 juni 2008

The eagle has landed


Maart 2007, de aula van de TU in Delft. De maanreiziger vertelt wonderlijk openhartig over zijn depressies en zijn drankmisbruik. Na afloop toont hij zich ook niet te beroerd om Hergé’s Destination Moon te signeren. Ik doe een opgewonden greep in het tasje dat ik gisteravond heb klaargelegd en duw hem het album in handen. Zilvergrijze wenkbrauwen schieten in perfecte symmetrie omhoog.

Verstrooidheid ligt ten grondslag aan mijn wonderlijkste bezit: een 52 jaar oude, piekfijne eerste druk van De Zaak Zonnebloem, gesigneerd door niemand minder dan Edwin (Buzz) Aldrin, tweede man op de maan (ná Neil Armstrong).

donderdag 26 juni 2008

Twee manieren om Sigaren te kopen (2)


‘Geloof me maar,’ zegt D. ‘In deze staat zul je de Sigaren niet snel meer vinden.’ Ik hang op en bel S. op de set van een Nederlandse film die gedoemd is verschrikkelijk te floppen. Kan ik haar verrassen met een weekendje Brussel?
Achtenveertig uur later, bij een Tripel in café Monk, vervloekt ze me als ik beken even iets te moeten ophalen. ‘Tien minuutjes lopen van hier en…’ Maar haar boosheid heeft gulden scharen.
‘Waarom laat je die troep niet gewoon opsturen!?’ bijt ze me toe.
En de grote kraakvis mag mij kraken, maar ik hou te veel van deze vrouw om haar nu te verfoeien. Wat ik haat, is de chronische angst dat elders iets verloren gaat. Die onrust is het levenslot van de verzamelaar; steeds vaker is het onverdraaglijk.

woensdag 25 juni 2008

Erbarmelijke inflatie


‘Maar je bent dus wel te laat begonnen,’ ontmoedigde Stéphane Steeman me in het najagen van de belangrijkste collector’s items. Dat was in 1981. In hetzelfde jaar kocht ik voor vijf tientjes de “OgéO”-uitgave van Tintin et Milou en Amerique (tien procent van de richtprijs die Hans Matla destijds in zijn catalogus noteerde). Een onwaarschijnlijk mazzeltje voor de 22-jarige laatkomer? Och, het album verkeerde toch vooral in een onvoorstelbaar deplorabele staat. Eén lichtpuntje: het was compleet. Vele jaren later maakte R. er nog dankbaar gebruik van bij het oplappen van een veel beter exemplaar.


En wat betaalt de kersverse verzamelaar anno 2008 voor een erbarmelijk en zéér incompleet (ruim 20 pagina’s ontbreken!) exemplaar? Klik op de foto en waag een gokje.

(Antwoord in de Reacties)

dinsdag 24 juni 2008

De ongelukkige herfst van ’35


‘Ik zal het je nog sterker vertellen,’ mailt D. geestdriftig: ‘Hergé stierf al in de herfst van 1935 en evengoed hingen de 124 originele platen van zijn Lotus Bleu (triomf voor de tekenaar, triomf voor de negende kunst!) ruim zeventig jaar later in het Centre Pompidou!’

Vooruit, D. is de betere leugenaar. Hij snapt dat leugens vaak dienen om de waarheid aannemelijk te maken.

De ongelukkige zomer van ’66


Ha, de leugen, die op heterdaad betrapte droom! Hergé die zomaar overlijdt in de zomer van ’66. Twee jaar later verschijnt op groot formaat Vlucht 714, het 22ste, onvoltooide avontuur van Kuifje. Het is een album vol schetsen, aanzetjes en plotsuggesties. Critici noemen het een geschiedenis die de geestelijk vader van Kuifje bij leven waarschijnlijk al snel zou hebben verworpen. Want vliegende schotels? Buitenaardse beschavingen? In een Kuifje-album? Maar voor de openingsplaten is niets dan lof: luchthavenscènes, luchtvaartsequenties, alles in de narratieve lijn die de tekenaar in het revolutionaire Juwelen heeft uitgezet. Briljante pagina’s die het bewijs zijn (en de troost) dat Hergé’s abrupte afscheid samenviel met zijn artistieke hoogtepunt.

De echte verzamelaar is een liefhebber. En de liefhebber droomt.

maandag 23 juni 2008

Gezwets voor de ruimte (2)



‘Geef nog ‘ns hier,’ zei de cineast - en onnozel als ik was, gaf ik hem de GP-uitgave van Raket naar de maan. Allerminst een zeldzaam album, maar deze was wél uniek door de persoonlijke boodschap van wetenschapper Bernard Heuvelmans op het titelblad.
‘Als je het toch een rotboek vindt, kan ik er net zo goed...’
De regisseur van Hoe ik mijn moeder vermoordde(onder meer) maakte zijn zin niet af, liet zijn wijnglas jennend kantelen. Met een snoekduik redde ik Raket en ruïneerde de bekleding van de Zanotta-bank. S.’ dronken gegiechel klonk en voelde als een smadelijk verraad. Koud een maand later raakte Theo van Gogh gebrouilleerd met haar.
‘Beperkte kwaliteiten reken ik je niet aan maar voor mij ben je gewoon een Dom Wijf,’ noteerde hij op een briefje dat hij ’s nachts onder de deur doorschoof.

Haddock schold beter.

zondag 22 juni 2008

Grijstinten



Ik ben niet groot gegroeid met de morele wetten van Baden-Powell noch dicht ik mijzelf te pas en te onpas de ‘eerlijke verzamelaarsinborst’ van een Stéphane Steeman toe. Verdraag ik daarom de wetenschap dat één schets uit mijn collectie originelen vermoedelijk van diefstal afkomstig is? Of is het domweg mijn aversie tegen de rechtmatige eigenaar die me weghoudt van een vrome schroom?

zaterdag 21 juni 2008

Zaterdagavond. Station Jemeppe-sur-Meuse


Nee, dacht de verzamelaar, we zijn nog lang niet thuis. In zijn verkleumde hand een tasje van Delhaize met vijf opeenvolgende nummers van de Petit Vingtième. Verkleurd, gescheurd, beschreven – alles in een oneindig slechtere staat dan hem telefonisch was voorgespiegeld.
Het begon te regenen.
Oude man met oude kranten.
Van binnen regende hij mee.

vrijdag 20 juni 2008

Iedereen kan signeren!


I
Zal ik ‘m voor u signeren?’ vraagt de eloquente D. die oude albums opduikelt alsof het elpees zijn van K-tel. Maar zou hij daarom zijn krabbel mogen zetten in deze (vooruit, ietwat beduimelde) Coke en stock uit ’58?
‘Niet mijn signatuur,’ zegt hij geruststellend.
D. duikt achter zijn computer en start de printer die, zie ik, geen ombouw meer heeft.
Maanden later leg ik het album voor aan iemand die in dit soort zaakjes een naam te verliezen heeft. Ingespannen tuurt hij door zijn doubletloep en concludeert dat de handtekening van Hergé (die zoals bekend een ongekende hekel had aan signeersessies...) echt is.

II
‘…verder een redelijk exemplaar. Werkelijk een unieke kans voor de echte liefhebber!!’
Bieden maar op eBay.be op een gehavende Grote Plaat-L'ile Noire met een signatuur van Hergé in de marge(!?) van pagina 1.

III
Van de op internet aangeboden gesigneerde albums is driekwart vervalst. Ook durf ik rustig te beweren dat meer dan de helft daarvan door experts niet als zodanig kan worden herkend. Met een aangepaste inkjetprinter en eenvoudige grafische software is het niet moeilijk om zelf albums van een signatuur en eventueel een boodschap te voorzien, inclusief de typische purperen gloed die bij een handgeschreven tekst hoort. Deze vervalsingen zijn zelfs zó simpel te maken - en men kan er zó eenvoudig aan verdienen - dat ik me afvraag of er ruchtbaarheid aan moet worden gegeven.
Wordt vervolgd.

donderdag 19 juni 2008

Twee manieren om Sigaren te kopen (1)



Zo kan de verwende verzamelaar zijn zaakjes efficiënt aanpakken door op eBay mee te bieden op de rafelige oorlogsuitgave (1942) van Les Cigares du Pharaon. Met een aplomb (lees: een autobod met een comfortabel maximum) dat zelden nog faalt. Nadien parkeert de UPS-bode zijn poepbruine diesel voor de deur. En juist hier stapt de Vrouw van de Verzamelaar binnen de kaders. Zij zal het stevig verpakte album mopperend (want gestoord in haar knusse Home Office Solution featuring the Herman Miller Aeron Chair) in ontvangst nemen en op een stapel leggen. Er zijn méér stapels in haar huis – meer dan haar lief is en zeer zeker meer dan er koningen waren in het oude Egypte. Dagen, weken, maanden later zal de verzamelaar het pakje terugvinden en openen. ‘Da’s waar ook,’ denkt hij. Erg opgewonden is hij niet. Zijn gedachten dwalen op dat moment alweer door de ommuurde tuin van Molensloot of de gangen van hotel Zsnôrr (zo praktisch gelegen nabij het Plekszy-Gladzplein).

woensdag 18 juni 2008

Stoppen met Kuifje (2)



‘Je gewicht zal toenemen’, zegt B. monter. ‘Je zult neerslachtig worden. En chagrijnig. Dit houd je geen maand vol.’
‘O, zelfs geen week hoor’, schampert S. en wrijft me de onmachtige aanschaf van De Zwarte Rotsen-facsimile nog maar eens in. Ze meent dat ik mezelf doelen moet stellen: ‘Beloon jezelf als je een maand niets hebt gekocht.’
Ik stel voor dat ik mijn volharding dan zal honoreren met het opsteken van een sigaret.
S. fronst.
‘In de woonkamer,’ voeg ik daar aan toe.
En S. pruttelt dat in de lange, trieste geschiedenis van slechte ideeën dát toch wel het slechtste idee is.

dinsdag 17 juni 2008

Stoppen met Kuifje (1)



Op kousenvoeten sluip ik naar mijn werkkamer, maar S. ontbeert een gebroken oor. Bovendien ben ik transparant voor haar als vochtige Rizla-vloei. ‘Laat maar weer zien,’ klinkt het achter me en beschaamd toon ik haar de facsimile van De Zwarte Rotsen. Bijkans een nodeloze aankoop omdat ik de titel al in een aanmatigend aantal varianten op de plank heb staan - waaronder een L'île Noire uit 1938 (met het opgeplakte voorplaatvignet) die door Hergé, heel curieus, tweemaal werd gesigneerd en van een boodschap voorzien (in ’57 en in mei ’68).
Maar daar gaat het nu niet om.
Je was toch gestopt?’ zegt S. beschuldigend. Ik zeg niets. Ik denk aan bompa die zijn hele leven postzegels verzamelde en toch 93 is geworden.

maandag 16 juni 2008

Die heb je vast nog niet!


Verjaardagen en verzamelaars, laat ons daar iets over opmerken. Of morren, zoals Boudewijn Büch dat zo mooi kon: ‘O ja, ze hebben vernomen dat je iets met dodo’s hebt en denken je dan te kunnen plezieren met een dodo-kop-en-schotel... Maar ik wíl helemaal geen dodo-kop-en-schotel!’ Zomin ik een Kuifje-badlaken wilde, of een Haddock-hanger voor de autosleutels, of het vreselijke Kuifje in Zwitserland dat om onnaspeurbare redenen verscheidende malen in cadeauverpakking belandde (‘Die heb je vast nog niet..!’).
Maar voor mijn 45e verjaardag maakte graficus B. en zijn vrienden al dit kleine verzamelaarsleed in één klap goed:


De bovenuitsnede van een historische foto in formidabel clair-obscur. Links Hergé, midden Franquin, rechts Yvan Delporte (op dat moment hoofdredacteur van Robbedoes/Spirou). Afgedrukt op Kodak Endure Metallic (voor extra dieptewerking) in een formaat van 2.00 bij 1.20, gekaderd in Frans passe-partout met wortelnoten lijst. ‘Is-ie groot genoeg?’ vroeg B. me nog. Maar als je van geluk kunt spreken, kun je maar beter zwijgen.

zondag 15 juni 2008

Inmiddels, te Mechelen



Galeries des Traitres meldt het omslag van het groezelige boekwerkje - een vademecum over de ‘treurige idioten die zich in dienst hebben gesteld van de vijand’. Vlak na de oorlog werd het in Brussel voor minimaal 5 franken gepresenteerd aan ‘moedige Belgen’.
Ik houd het omhoog en zeg ‘1 euro?’.
De man die verveeld zijn negotie in verwaterde lectuur en verweesde fotoalbums bewaakt, steekt zijn arm uit. Eerst zien! Hij bladert. Hij leest. Grijnst. ‘Die is van Kuifje hè?’ zegt hij - en legt een vinger op het gelaat van Hergé. En ik weet: ik ben te netjes gekleed voor een goed prijsje. Maar 40 euro? Een grapjas! Ik keer hem de rug toe. Hij zal me terugroepen, zoveel is zeker. Maar hij roept niet.

Twee jaar later koop ik deze grimmige ‘schurkengalerij’ na eindeloos overbieden op internet, voor 112 euro.

zaterdag 14 juni 2008

Het einde van de verzamelaar



W, in zijn jongere jaren een hartstochtelijk verzamelaar van oude Franse filmplakkaten, bekende eens dat hij, natuurlijk, angstig was voor een brand die zijn kostbare collectie zou verwoesten. Maar veel beduchter nog was hij voor de nachtmerries waarin hij - verlamd - zijn Chabrols, Tati’s en Robbe-Grillets door het vuur zag verteerd.
Ik ken die angst.
En ik snap hem.
Maar ik heb ook meegemaakt hoe deze nachtelijke demonen hun afzichtelijkheid verloren. L'Étoile, Le Lotus en Le Sceptre die opnieuw sneuvelen in de vlammen. Ik schrik niet wakker. De nachtmerrie blijkt plots een verlossende droom. Die ochtend besluit ik, opgelucht, dat het mooi is geweest.


Vaarwel kleine vriend.

donderdag 12 juni 2008

Brief van de Tekenaar



In de maand dat 1.000.000+ PICAROS van de persen rollen, vier ik mijn zeventiende verjaardag. Mijn nieuwe liefde heet Ulrike Meinhof - en is dan niet minder dood dan mijn oude held die me ontgoochelt met een futloos avontuur. De tiener schrijft een quasi-verongelijkte brief aan de Tekenaar en schrikt als hij zomaar antwoord ontvangt. De reactie van Hergé is zorgvuldig geformuleerd en tamelijk grappig. Op mijn bedremmelde respons naar de Avenue Louise volgt maanden later wéér een antwoord. Het blijkt de kiem van mijn verzamelpassie, eentje die drie jaar later ontspruit in een drift die soms frenetiek zal zijn als mijn gewapende (en alweer vergeten) heldin uit het Oosten.

woensdag 11 juni 2008

Een grijze novemberdag in 1988



Aldus liet ik op een ochtend van bewolking, wind en motregen de Brusselse binnenstad achter me en reed terug naar Nederland. Met het nec plus ultra van de collectie op de achterbank – en met een bezwaard gemoed, want: 2500 gulden lichter. Werd een man van mijn leeftijd (bijna 30 destijds) geacht zoveel geld neer te tellen voor een stripboek? ’s Middags haalde ik AU PAYS DES SOVIETS uit een gebruikte dienstenvelop van de RTT (Belgische equivalent van onze PTT), aaide met mijn duimen het beduimelde omslag, opende voorzichtig het boekblok en inhaleerde het bouquet van zestig jaar oud papier. En ik wist: zelfs dit háált het niet bij de sensatie die ik voelde toen ik mijn eerste Kuifje verslond.

dinsdag 10 juni 2008

Verlangen is een goed verdriet


Als je jong bent - en krap bij kas - kun je dromen van het onbereikbare dat je je mettertijd eigen zult maken. Ouder - en bemiddeld - is het onbereikbare inderdaad bereikbaar en verlang je naar het ongrijpbare dat je nimmer zult bezitten.

Harry Edwood tekent omslagpastiches. Hij tekent ook de ziel van de verzamelaar.

maandag 9 juni 2008

Méér dan de ander (2)


Zijn de eerste schetsen voor het omslag van VLUCHT 714 in de afvalbak verdwenen, zoals Philippe Goddin beweert in zijn massieve Hergé-biografie? Of werden ze in mei 1968 op verzoek van de tekenaar als vriendelijk gebaar toegevoegd aan tien (van de 2000) cocktailuitgaven van dat album? Over dat laatste is althans D. zeer beslist. Als ik mijn Vlaamse contact beticht van oncontroleerbare kletspraat, haalt hij ijzig kalm iets tevoorschijn met de woorden ‘En zo zijn er dus nog negen…’. Afgunst en hebzucht schieten daarna omhoog met de kracht van een werkende vulkaan. Pulau Pulau Bompa verbleekt erbij.

Méér dan de ander



In een van zijn autobiografische essays (verschenen in de bundel Hiëroglyfen, ISBN 9061690528) legt Ron Kaal de vinger op de duistere kant van het verzamelen. Dat ontstijgt volgens de auteur het onschuldige verlangen naar méér. Het gaat, heel primitief, ook om het meer willen hebben dan de ander. Zo was de 10.000 Belgische frank die ik in 1981 betaalde voor een cocktailuitgave van VOL 714 POUR SIDNEY het alleszins te billijken prijskaartje voor een aantrekkelijke uitbreiding van de collectie. Maar het veelvoud van dat bedrag dat ik in 2003 neertelde voor een tweede exemplaar van exact datzelfde, bijzondere album… dat was de tariefkaart van de machtswellust. Kaal heeft gelijk: in elke verzamelaar schuilt een Rastapopoulos.

zondag 8 juni 2008

Gezwets voor de ruimte



Met Theo van Gogh voerde ik, eind jaren negentig, Prettige Gesprekken over verzameldrift en de zeurende onrust die zulks met zich meebrengt. Omdat echtgenote S. in die tijd en in een zekere maand productiewerk voor hem deed, viel de cineast op onmogelijke tijdstippen bij ons binnen. Hij kon ook lang kouten over Kuifje, wat trouwens geen bewijs is voor een wezenlijke belangstelling: als het erop aankwam, kletste Van Gogh desgewenst over álles. Ik herinner me een kleine aanvaring over RAKET NAAR DE MAAN. Ik heb dat altijd een beetje een misbaksel gevonden, geen avontuur in klare lijnen, maar een uitgesponnen monoloog van de auteur met enkele doorzichtige zijlijntjes voor wat broodnodige actie. En toch, volgens de filmer was het een prachtige, narratieve vondst. Door al het gezever snakt de lezer naar adem en is hij helemaal klaar voor het zuurstofarme MANNEN OP DE MAAN. ‘Gezwets voor de ruimte. Geniaal!’ vond Theo.

vrijdag 6 juni 2008

Een zweem van schaamte



Eerlijk is eerlijk, ik vind die beeldjes van Leblon nogal onweerstaanbaar, maar Sigmund Freud behoedde me voor een tomeloze aankoop van Kuifjes in kunsthars. Ik heb er eentje - het GEBROKEN OOR-diorama (uit 1993). ‘Ben je daar niet een beetje te oud voor?’ vroeg S. lichtelijk bezorgd. En dat had ze toen niet moeten zeggen. Hoe ouder ik word, hoe vaker een schrijnende luciditeit zich aandient: zie mezelf nou eens zitten, bijna vijftig inmiddels, in een huis bomvol stripboekjes en verwante prullaria... Want hoeveel gewichtige essays er ook geschreven worden door humorloze Fransozen die het belang van Hergé drie lijnen dik onderstrepen, voor de zweem van infantiliteit die over de collectie hangt, heb ik mijn ogen nooit helemaal kunnen sluiten. Leblons beeldjes zijn in die zin een onwelgevallige eye-opener: kinderachtig door het platte figuratieve. Het is kunst voor kleuters. Maar toch…*

*) ‘Het verlies van schaamte is het eerste teken van geesteszwakte.’ Sigmund Freud



donderdag 5 juni 2008

De leugen van monsieur Sax



‘Gaat het nu alleen nog maar over geld?’ vraagt S, met als onderliggend, stil verwijt dat het daar de afgelopen jaren nooit over mocht gaan. Mille sabords!, wat verafschuwde ik de tot gekmakens toe gestelde vraag bij een rondleiding langs de collectie: Wat kost zoiets nou?
Dus: gaat het nu enkel daar nog om? Ik ontken – kijk naar PAYS DES SOVIETS, een exemplaar uit de premier mille, genummerd en gesigneerd waarbij mevrouw Hergé in abuis Milo heeft gekrabbeld (arme Bobbie…). November 1988 kocht ik het exemplaar van een Brusselse leraar en haalde het persoonlijk bij hem op. De man heette Albert Sax. Zijn vrouw, beweerde hij, had hij versierd door haar ervan te overtuigen dat hij directe familie was van Adolphe Sax, uitvinder van de saxofoon. Mevrouw Sax keek ondertussen met een hoofdtelefoon op naar de televisie. En vaak naar ons. Jacky Ickx zei ooit dat Brusselse vrouwen geweldige wegkijkers zijn.
Ik kijk naar dit album en ik denk aan het leugentje van monsieur Sax.
Maar het is niet waar.
Ik kijk - en ik vraag me af of die signeerfout van Germaine voor een extra hoge opbrengst zal zorgen.
S. heeft misschien wel gelijk.
Ik ben afscheid aan het nemen.

dinsdag 3 juni 2008

The price of everything (2)


R. die er plotsklaps uitstapte, sluipvoets, een beetje zoals Frank Wolff de Maanraket verliet. De ingenieur noch R. werden door een wonder behouden. Allebei waren ze, dat wil ik geloven, meesters in hun vak - maar voor R. lag de uitdaging niet in het heelal, maar in de microkosmos van zijn atelier . Bij hem - een illusionist met boekbinderslijm, vlasgaren en rijstpapier - leverde ik halverwege de jaren tachtig drie zwaar geschonden exemplaren in van De scepter van Ottokar met het verzoek om er 1 mooi exemplaar van te maken. 'Neem je me nou in de maling?' klonk het meewarig. En rap leerde ik dat je een mooier boek niet zozeer destilleert uit drie slechte exemplaren, maar toch eerder uit twee matige en een redelijk.
R. heeft tot zijn onzalige dood voor mij plakbandrestjes weggemoffeld met alcohol, ruggen gerecht, omslaghoekjes gesteven en met oneindig veel geduld beschadigde pagina's gerepareerd. Op zijn pièce de résistance (voor mij althans) moest ik uiteindelijk een half jaar wachten: een hybride SCEPTER, samengesteld uit zeven (7) slechte, matige en alleszins redelijke exemplaren. Een waardevol kunststukje (over de prijs zwijg ik deemoedig) dat prettig geurde naar lijm en acrylverf toen het uit de boekenpers kwam. 'Maar verhoudingsgewijs', relativeerde R. zijn inspanningen, 'is dit natuurlijk een schandalige actie.'

The price of everything


Een cynicus, betoogde Oscar Wilde, is iemand die van alles de prijs weet, maar van niets de waarde. Ben ik daarom (cynische verzamelaar!) te betreuren omdat ik, in mijn boekhouddrift, van elke aankoop de prijs heb genoteerd? Zo weet ik dat ik voor een eerste druk van German Research in World II (zoals bekend treffen Kuifje en Haddock dit standaardwerk aan op tafel bij Alfredo Topolino, Weg naar Saint-Cergue 57 in Nyon) de somma van 9,95 in Canadese dollars betaalde. Dat was toen al, in augustus 1987, in een antiquariaat in het brave Ottawa, een prijsje van niks.

In september 2006 verkocht ik via Marktplaats een minder exemplaar van SCEPTER (waarover later meer) en plaatste bij de advertentie een screendump uit de antieke Apple-database van mijn collectie. Daar stond ook de afbeelding op van Leslie Earl Simon's handboek. 'Ik wil dat boek voor 50 euro graag van u overnemen, maar dan moet ik zo snel mogelijk iets van u horen', mailde iemand me tamelijk dreigend. Gehaast schreef ik terug: 'Maar u en ik weten dat de waarde minstens driemaal zo hoog is!' De verbluffende reactie liet niet lang op zich wachten: 'Het spijt me maar mijn bod is niet langer geldig, blijkbaar bent u een handelaar en geen liefhebber want die zeuren niet over de waarde van een boek.'
En zo wordt de prijsbewuste cynicus die zich verdiept heeft in de waarde van iets vanzelf een zeurpiet. Gelukkig: alles valt te overleven, schreef Oscar Wilde (in The picture of Dorian Gray), behalve de dood.

maandag 2 juni 2008

Bij een goed einde hoort een goed begin


In de door Yves Rodier voltooide Alfakunst is de geest van Kuifje ver te zoeken. Waarom dan toch 250 (twee-honderd-vijftig!) euro neertellen voor deze miserabele Hergé-vertolking? Omdat de paradoxale verpakking zo verrukkelijk zuigt misschien? Want dat doet-ie: een luxe facsimile van een nimmer verschenen album - welkom in het schemergebied der pseudo-kunsten waar piratenuitgevers elke logica tarten! De kaft glanst, het glorieuze linnen ruggetje bindt de belofte van een Groots Avontuur en heel even fonkelen de ogen van de Verzamelaar die een oud verlangen ziet ingelost. Maar laat hem vooral het krimpfolie niet openen, want o wee: dit product is gemaakt in een fabriek waar ook valse dromen worden verwerkt...