maandag 22 december 2008

Kerstreces


Voldoende cokes in voorraad om van de kolenkachel een behaaglijk hoogoventje te maken. Maar de losse flodders zijn op! De A la recherche-lezers wens ik goede feestdagen. Vanaf 7 januari keer ik hier weer terug.

vrijdag 19 december 2008

Een avond in Céroux-Mousty (2)


Januari 1959. De gordijnen zijn open op Céroux-Mousty. De tafellamp waartussen zo slordig een lichtschakelaar is gefriemeld, staat hier nog op een meubel aan de wand. Op zeker moment zullen Georges en Germaine zich gaan storen aan het gebrekkige leeslicht. De lamp verhuist dan naar de tafel achter de bank, stroomdraad wordt provisorisch aan het plafond bevestigd. Het is, denk ik, deze volkomen nonchalance die tekenend is voor de vertwijfeling van Hergé.
En niet heel veel later gaan de gordijnen dicht.

donderdag 18 december 2008

Originelen


De kerstpost brengt ook een lange mail van V. waarin ontkend wordt en gedreigd, gesmeekt en besmeurd. Ik heb de juiste laarzen niet meer om opnieuw in het slijk te stappen. Bovendien kun je duisternis niet met duisternis bestrijden.
Alleen het licht kan dat.
En dus:

Tekenaar: ‘En, hoe lopen mijn originelen?’
Galeriehouder: ‘Wel, ik heb goed nieuws en slecht nieuws. Ik had contact met iemand die zich afvroeg of je een auteur bent wiens werk na zijn dood duurder wordt. Toen ik dat bevestigde, kocht hij meteen alles wat ik van je in huis had.”
Tekenaar: ‘Perfect! Geweldig! En wat is het slechte nieuws dan?’
Galeriehouder: ‘Het was je huisarts.’

woensdag 17 december 2008

Zien is kopen (2)


Maar allicht dat ‘zien is zuchten’ enkele vondsten adequater omschrijft. Want wat in hemelsnaam te denken van de vijf ingelijste buitentekstplaten uit LOTUS BLEU? Ik identificeerde ze als knappe reproducties, maar het bleken wel degelijk de originele allbumpagina’s. Ze zaten in ragfijn gedetailleerde profielen achter ontspiegeld en UV-werend glas.
‘Duidelijk van een liefhebber,’ zei D. zonder een spoortje ironie.
Ik was geneigd hem gelijk te geven, hoewel ik het beeld van een stanleymes dat door de ruim zeventig jaar oude klassieker sneed niet uit mijn hoofd kon zetten.
Misschien is destructie in de liefde ook geen tekortkoming, maar ten slotte een uiting van werkelijke passie.

dinsdag 16 december 2008

Zien is kopen (1)


‘Houdt het dan nooit op?’ zegt S. die zich geestdriftig de rol aanmeet van Rachel Stein. Beschuldigende vinger als de loop van een percussiepistooltje richting het pakje op tafel.
Maar ik heb niets besteld.
Het blijkt de kerstgroet van D. die een genereuze greep heeft gedaan in zijn afdeling Onverkoopbare Waar. Het plakboek met Petit Vingtième-omslagen waarover hij deze zomer nog resoluut beweerde: ‘Zien is kopen’, is feestelijk verpakt in cadeaupapier met zwierende kerstmannetjes. Het zijn 51, deels gevouwen, omslagen: de hele jaargang 1935, met tientallen fraaie Lotus Bleu-illustraties. Enkel de voorplaat met de verongelukte koningin Astrid ontbreekt.
Ze zijn keurig afgescheurd en stellig met evenveel aandacht ingeplakt. Maar met een primitief soort beenderlijm, vrees ik. Groezelig bruin is de nieuwe, overheersende steunkleur.
‘Hij weet wel wat ie weggeeft,’ zegt S. meesmuilend.
D. weet óók dat ik het niet over mijn hart zal krijgen dit geruïneerde verleden weg te gooien. Ik gun hem dat pleziertje.

maandag 15 december 2008

In het land van Kant


B. die te veel gedronken heeft en nu, kauwend op zijn sigaret alsof het bubblegum is, weerbarstige filosofische moppen vertelt. Zijn favoriete grappen behelzen de botsing tussen analytische a priori uitspraken en synthetische a posteriori uitspraken. Welkom in het onpeilbare universum van Kant! Maar leg er een Klare Lijn in en het inzicht dient zich zintuiglijk aan:

X: ‘Wat was die Hergé toch een geweldig tekenaar hè?’
Y: ‘Ja hallo! Als ik zo kon tekenen was ik net zo goed als hij hoor!’

vrijdag 12 december 2008

Een avond in Céroux-Mousty (1)


Georges en Germaine in hun huis op het landgoed Céroux-Mousty. Let op de bungelende elektriciteitsdraad die via het plafond naar de veel te grote tafellamp wordt geleid. Onachtzaam is er een lichtschakelaar tussen gefrommeld. Let vooral op het dessin van de gordijnen, identiek aan die van de bank. Het is 1959. De Aanjager van De Klare Lijn wordt geplaagd door verstikkende nachtmerries. Ik kijk naar deze foto en meen te begrijpen waarom.

donderdag 11 december 2008

De zaak V. (slot)


Allicht dat geld niet gelukkig maakt, maar men lijdt tenminste ietwat behaaglijker. En toch: het bedrag dat de weduwe van O. kreeg geboden voor de verzameling van haar man was een oncomfortabel lachertje.
‘Bel die kerel maar af,’ zei ik. ‘Hij wil je een poot uitdraaien, zoveel is zeker.’
Alleen al het enige aanwezige album dat buiten O’s strikte verzamelgrenzen van de vooroorlogse uitgaven viel, maakte van V.’s overnamesom een grijpstuiver. De édition alternée van L'Oreille cassée (uit ’44) is, laten we zeggen, geen alledaagse verschijning, zéker niet in zo’n piekfijne staat.
Dat V. zich er niet zomaar bij neerlegde, vernam ik - tot mijn afschuw - een paar dagen later.

O’s vrouw vertelde hoe ze hem in één keurig zinnetje had willen afwimpelen. V. was even stil geweest, had haar toen een ijzig Maar we hebben afspraak! toegebeten en de hoorn erop gegooid. De rest van de dag bestookte hij haar met telefoontjes waarin hij haar soms smekend en dan weer dreigend vroeg op haar besluit terug te komen. Ten slotte had ze de stekker eruit getrokken.

’s Avonds stond haar kwelgeest opnieuw voor de deur, wéér met een bosje bloemen en ditmaal met de verzekering dat hij slechts zijn excuses kwam aanbieden. Ze liet hem binnen. Daar verontschuldigde hij zich en zei ook dat hij nu bereid was iets meer geld te bieden, ook al uit respect voor haar overleden echtgenoot.
Ze weigerde en verzocht hem te vertrekken.
Hierop viel hij zo onbeheerst tegen haar uit (‘Zo gaan we toch niet met elkaar om?!’) dat ze, volledig van streek, in tranen was uitgebarsten. Hij zei slechts dat dit toch allemaal niet nodig was, dat hij net als haar man een liefhebber was en dat die zéker zou hebben ingestemd met deze transactie. Pas toen ze had geschreeuwd dat ze de politie zou bellen als hij niet vertrok, stapte hij, met tegenzin, op.
O’s vrouw bekende me: ‘De rest van avond zat ik bevend op bank. Ik wilde die rotboekjes zo snel mogelijk kwijt.’*)

*) V.’s schaamteloze optreden (het initiaal is overigens willekeurig gekozen) kreeg later op een veiling nog een dubieus staartje. Om juridische redenen mag ik daar niet over schrijven. Misschien durft hij dat zelf nog eens. Hij heeft immers een uitstekende pen. In het dagelijkse leven is hij journalist.

woensdag 10 december 2008

De zaak V. (5)


De weduwe van O. had op geen slechter moment kunnen bellen. Een week eerder stonden we aan het graf van ‘kleine grote man’. Het zoontje van S’ broer was door een neuroblastoom, een tumor in het zenuwstelsel, uit het leven geblazen. In de aula werd ‘Dikkertje Dap’ gedraaid (...rode laarsjes voor de regen...), buiten lieten zijn schoolgenootjes, dreumesen nog, honderd witte ballonnen op in een onbewolkte lucht.
En binnen was alles van ijs.
De Kuifje-albums taxeren van een overleden verzamelaar was het laatste waar ik me toe kon bewegen. Dit was zo’n miserabel moment waarop de zingevingvraag werd ingehaald door de bittere vaststelling dat niets er werkelijk toe deed.
Maar O’s vrouw volhardde in haar verzoek. Ze voelde zich geïntimideerd door een opkoper die zich ongevraagd had opgedrongen en haar een bedrag had geboden waarover ze haar twijfels had. Kon ik niet..?
S. zegt vaker dan me lief is dat ik geen ruggengraat heb, maar ik geloof niet dat het als verwijt bedoeld is.
En dus, in de trein.
Twee jochies renden opgewonden heen en weer. Toen ik besefte wat ík aan het doen was - mij ergeren aan twee jochies die opgewonden heen en weer renden - beende ik naar het toilet waar ik moest huilen. Zo verschrikkelijk huilen.

dinsdag 9 december 2008

De zaak V. (4)


Zo kan ik mezelf aanpraten dat ik subtiele grenzen stel aan de reikwijdte van mijn collectie. Maar O. was de ware meester in de beknotting van zijn begeerte. Enkel de vooroorlogse albums. Van Soviets tot Sceptre: een straffe en eerlijk gezegd nogal onbevattelijke inperking.
Ik wist niet dat hij dood was.
‘Het is allemaal ook zo snel gegaan,’ zei zijn vrouw.
Al kort na zijn overlijden werd ze gebeld door iemand die niets dan lof had voor de verzameling van haar man. Hij waarschuwde haar ook voor de aasgieren die weldra bij haar op de stoep zouden staan. Had haar man haar een richtsnoer verschaft voor de bestemming van zijn collectie? Nee? Zou hij dan eens langs mogen komen voor een discrete inventarisatie en een vanzelfsprekend vrijblijvend bod?
Ze had vriendelijk geweigerd. Twee dagen later belde hij weer. Opnieuw wimpelde ze hem af. De derde keer stond hij zomaar voor de deur met een bos bloemen. Ze toonde zich verbaasd, maar stemde ermee in dat hij een blik wierp op de collectie. Hij gedroeg zich uiterst hoffelijk en schreef na twintig minuten een bedrag op een papiertje waarvan ze behoorlijk had opgekeken. Zoveel?
‘Ik ben aardig voor u,’ had hij beweerd. ‘Misschien kunt u ook aardig voor mij zijn en vandaag de knoop doorhakken?’
Toen ze antwoordde dat ze er op z’n minst een nachtje over wilde slapen, antwoordde V. (want over hém gaat het hier) dat zijn bod dan niet meer zou gelden. Maar hij wilde best een uurtje gaan wandelen in de buurt en dan terugkeren.
Zijn plotselinge haast gaf haar een onplezierig gevoel.

maandag 8 december 2008

Igor


Ten slotte geef ik niets om mode, maar S. stáát erop dat ik met haar terugkeer naar The House of Victor & Rolf: een uitputtende overzichtstentoonstelling van de Jansen en Janssen van de Nederlandse modewereld. Er is een poppenhuis met 55 porseleinen poppen die exacte kopieën dragen van de jurkjes van het modeduo. Er zijn ook toneelkijkers om vast te kunnen stellen dat hier een oude confectieregel met voeten wordt getreden (‘Draag nooit kleren die je kat in paniek brengen’). Allengs draai ik de kijker richting publiek waar het oculair blijft haken aan een schommelende aktetas. De hand eraan is lichtgeel, als perkament. De arm leidt naar een kalend hoofd met een hoornen bril waarachter een afatische blik. Victor noch Rolf, dit is Igor Wagner! Wat brengt hém hier? Bontje uitzoeken voor de Milanese nachtegaal?

donderdag 4 december 2008

Lot 376 (3)


Eigenlijk zou het hier over Wim Beeren moeten gaan, over een wonderlijke lunch en over mijn faux pas daarbij om de voormalige museumdirecteur van het Amsterdamse Stedelijk lastig te vallen met een opgewonden verhaal over de kostbare aanschaf van een schets van Hergé. Beeren leek niet bijster geboeid, maar later die middag kwam hij er onverhoeds op terug: ‘Geloof je nu werkelijk dat de kunstwereld een mallemoer geeft om die memorabilia?’
Enigszins beledigd wierp ik tegen dat het hier dus wél om Europees cultureel erfgoed ging, om een roestvrijstalen icoon. Maar Beeren wuifde mijn bezwaren weg met de constatering dat die iconische waarde aan corrosie onderhevig was, want: ‘niet generatie-overschrijdend’. Hij betoogde dat de mensen die opgegroeid waren met Kuifje nu op plekken in de samenleving bivakkeerden waarin zij hun jeugdheld levend konden houden en hij verwees expliciet naar eindredacteuren in de klassieke media. ‘Geven zij het stokje door dan verdwijnt de aandacht en verbleekt jouw zogenaamde icoon. Ik heb het al te vaak en te veel met zogenaamde eeuwigheidsklassiekers zien gebeuren.’

Dat was in het najaar van het 1998. Beeren is inmiddels alweer acht jaar dood. Geloofde ik hem (of: wilde ik hem geloven)? Als gezegd: eigenlijk zou het daarover moeten gaan. Maar S. roert zich. Ze mist de contemplatie uit de begindagen van dit blog. ‘Je maakt nu kabaal terwijl ik je stilte veelzeggender vond.’
Ik zeg dat ik de zaken weer ouderwets ga aanpakken.
‘Heus?’ vraagt ze.
Ik zwijg duidelijke taal.

Volgende week: hoe een veilinghuis met een ‘prijsgarantie’ de markt manipuleert én het schrijnende slot van De Zaak V.

woensdag 3 december 2008

Lot 376 (2)


Dan is allicht de betere vraag: is de prijs die betaald is voor de gouache van AMERIQUE reëel? De zeseneenhalve ton euro was voor het veilinghuis in elk geval een teken dat het werk van Hergé aansluiting vindt bij de wereld van de vermogende kunstcollectioneurs. Wie er overigens specifiek op let, komt die observatie na elke (geslaagde) veiling in talrijke persberichten in dito variaties tegen.
Met vooropgezet oogmerk?
Natuurlijk.
Een veilinghuis zal alle middelen aanwenden om de dagwaarde van zijn kavels omhoog te jagen. En speculeren op een zonnige toekomst in het walhalla van de gevestigde kunst kan daarbij - op korte termijn althans - zeer lucratief uitpakken.


Moulinsart/Studio’s hebben ondertussen om een andere reden baat bij inkapseling door het kunstestablishment. Het consolideert een positie die op dit moment allesbehalve vanzelfsprekend is. Nu moet men telkens weer strijd leveren om een tekenaar van een reeks waarvan het laatste complete deel tweeëndertig (32) jaar geleden verscheen, in de belangstelling te houden. Ik heb op deze plek mijn bewondering voor die ondoenlijke missie niet verzwegen. Evenmin doe ik dat met het zorgelijke besef dat al die inspanningen vergeefs zullen blijken. Een oud-museumdirecteur en tevens een van de invloedrijkste personen in de Nederlandse kunstwereld opende jaren geleden met een terloopse en tamelijk bruuske opmerking mijn ogen.

dinsdag 2 december 2008

Lot 376 (1)


Maar is het kunst?
D. vindt zo’n vraag irrelevant. En bovendien: ‘Geef toe dat het een bewijs is van bitter weinig verstand antwoorden te vinden op vragen waarop geen antwoord te geven is.’
Hij zal bedoelen: antwoorden die hem als handelaar niet welgevallig zijn.
Ik ben het dus niet met hem eens en stel de vraag opnieuw: is lot 376, de gouache van Tintin en Amérique, in maart van dit jaar afgehamerd op € 650.000 (exclusief het opgeld), kunst? Het veilinghuis noemde het in zijn catalogus in elk geval een Pièce de musée. Sublime maar dat is, als gezegd, vooral slimme en overigens onbeduidende marketingtaal.


Van Hergé’s fraaie omslagschildering valt in het gunstigste geval te zeggen dat het afgeleide kunst is, lees: een verzamelobject. Dat is natuurlijk geen schokkende constatering, maar het is wel relevant. Domweg betekent het dat de waarde van datgene waarop ik dertig jaar met hart en hoofd heb gejaagd, een zeepbel is. Maar daarover morgen meer.

maandag 1 december 2008

Alibi


Lief mailtje van de robuuste zus van S. die in de Canadese offshore werkt. Bij haar laatste bezoek verdroeg ze geduldig een rondleiding door de collectie. ‘Wat een offers moet je niet brengen om zoiets bij elkaar te krijgen? ’ schrijft ze. Correct is natuurlijk: ‘Hoe buitensporig moet je niet zijn in je koopzucht…?’ Maar dáárvoor kan ik mezelf niet op de borst kloppen. Een offer brengen daarentegen, dat is een heldendaad. Och, hoe nobel ik toch ben in mijn odyssee naar de volmaakte verzameling…

vrijdag 28 november 2008

De zaak Z.


En waarom eigenlijk, fluister ik in de hoorn (S. heeft ongebroken oortjes), zou ik tweehonderd euro neertellen voor een German Research in World War II met verminkt stofomslag terwijl het ongeschonden exemplaar al twintig jaar in mijn bezit is?
Opnieuw de treiterende stilte die benadrukt dat D. te goed mijn gebreken kent.
Een week later ligt Hergé’s historische inspiratiebron weer op tafel, in belabberde staat ditmaal maar mét een boodschap van auteur Leslie Earl Simon.
Hij mag er nog even blijven liggen.
En dan.
De meeste lezers zetten hun boeken in hun boekenkast. De meeste schrijvers zetten hun boekenkast in hun boeken. Ook daarom benijd ik de Tekenaar.

donderdag 27 november 2008

De zaak V. (3)


De Verweesde Collectie is voor veel liefhebbers een niet te versmaden prooi. Maar toen D. me eens geestdriftig meetroonde naar de flatwoning van een overleden verzamelaar, was het niet de begeerte, maar de vertwijfeling die me deed duizelen. De compacte reeks Franstalige albums (en er zaten aantrekkelijke stukken tussen) schreeuwden niet om een nieuwe eigenaar. Ze bezongen hun ten slotte nutteloze samenzijn - alsof de dood van hun beheerder een bewijs inhield van de eigen, volstrekte betekenisloosheid. Waarom zou ik in godsnaam denken dat het zinvol was om deze boeken te verplaatsen?
Ontdaan nam ik me voor om nooit meer dit soort postume ontdekkingsreizen te ondernemen. Maar hebberigheid is hardnekkig als een parasiet.
Twee jaar later maakte ik, in soortgelijke omstandigheden, kennis met V. die al dagenlang schaamteloze onderhandelingen bleek te voeren met een onwetende nabestaande. En ook toen nam ik me iets voor - dat ik mezelf genadeloos zou afstraffen als ik ooit zo’n criminele inhaligheid zou vertonen.

woensdag 26 november 2008

Spiegel


Na jaren weer eens de Utrechtse Verzamelaarsbeurs bezocht waar de mannen van het Hergé Genootschap de voorpagina van een Le XXe Siècle in een ordinair lijstje hebben gefrommeld. Honderd euro lijkt me toch slightly overpriced - om het zachtjes en zwanger van Angelsaksische ironie uit te drukken.
Maar daar kom ik niet voor.
S. wil haar werkkamer in een nieuw jasje steken, een ernstig gevalletje van sixties look. Niet toevallig zit ze net in de prille productiefase van een televisiefilm over de allereerste drive-inshows (in ’67).
Met de opgewonden pas van een strandlopertje drentelt ze om een kunststoffen stoel van Verner Panton.
‘Wat vind jij?’ vraagt ze ten slotte.
De blik in haar ogen is een spiegel van mijn verzamelaarsziel.
Godbewareme, denk ik. En verzwijg ik, zoals ik de laatste tijd te veel voor haar achterhoud.

dinsdag 25 november 2008

Veiling (6)


‘Dus dít is wat jij onder op eieren lopen verstaat?’
Verbazing springt uit een diepe bontkraag. De blauwbekkende B. lijkt op olieboer Payne die het expeditieschip Aurora voor zijn neus ziet opstomen. Hij zet flink de vaart in zijn bedenkingen: ‘Doodleuk beweren dat die harteloze neef al jaren loopt te leuren met zijn brieven en dat de weduwe van Hergé ze uiteindelijk, via de moedwillige omweg van een veiling, zélf heeft gekocht… Dat is…’
‘Dat is niet helemaal juist,’ pruttel ik. Maar op het terras voor ons café sneeuwt ook de nuance onder.
B. schudt zijn hoofd en neemt een bruuske trek van zijn shag. ‘Je bent een olifant die roereieren bakt in de porseleinkast,’ besluit hij.

maandag 24 november 2008

Veiling (4)


Wat dan nog rest zijn de uitslagen op maandagochtend. De winnaars: neef Georges die met veel geruis ‘een pagina in zijn leven omslaat’ en aldus voor het verkwanselen van privé-post 90.000 euro opstrijkt. Nog een winnaar: het veilinghuis Artcurial dat niet enkel een plezierig hamerprijsje ophengelt, maar vooral ook zijn rol als prestigieuze vendupartij bestendigd ziet. Grote verliezer: de levenslang weifelende Hergé wiens intiemste gedachten harteloos worden overgeleverd aan een publiek prijzencircus.
Tot slot: ook zonder een mastertitel in de micro-economie kun je constateren dat het toch weer vooral de jongens en meisjes van Moulinsart en Studio’s Hergé zijn die bij deze openbare verkoop terloops garen spinnen.

Vraag: moet je dan wél een cynicus zijn om dat ‘terloops’ te schrappen en te vervangen door ‘doelbewust’?

Veiling (5)


‘Ik heb’, zegt neef Georges in een interview met Le Soir, ‘contact opgenomen met Fanny Rodwell en gezegd dat ik die brieven niet wilde behouden. Ik kreeg geen antwoord.’ Voor een partij die altijd en overal bóvenop zit, is dat zwijgen natuurlijk nogal curieus. Tenzij…

Ik herinner me hoe Marc Chervel, Frans ontwikkelingseconoom, in 2001 refereerde - en niet zonder bewondering - aan de Fondation Hergé (zoals de Studio’s destijds heette) als ...een succesvolle autoproducent wiens laatste nieuwe model vijfentwintig jaar geleden van de band rolde... In die contradictie schuilt een klein Wirtschaftswunder. Of is het domweg de uitkristallisering van een geniale marketingtechniek?

Lastig te volgen? Laten we ons dan wagen aan een reconstructie bij benadering (bij gebrek aan een kritische beschouwing in de pers). De 60-jarige neef benadert de 74-jarige weduwe met een voluptueus pakket brieven, foto's en schetsen van haar ex-man. De weduwe wikt en weegt. Het is, nogmaals, onaannemelijk dat men bij de Studio’s geen interesse heeft in deze hoogstpersoonlijke correspondentie. Maar allicht dat men onmiddellijk de publicitaire potentie herkent. Een onderhands handjeklap met Georges jr. lijkt dan uitgesloten, want heeft amper nieuwswaarde. Een publieke veiling daarentegen vervult in alle opzichten de kritieke corporate mission van Moulinsart en de Studio’s: het kunstmatig in leven houden van een stripheld waarvan het laatste avontuur inmiddels ruim 30 jaar geleden in druk verscheen.

Ten onrechte wordt over free publicity gezegd dat ‘de waarde ervan niet in geld is uit te drukken.’ Dat is niet helemaal waar. Op basis van aandachtsruimte kan elk professioneel mediabureau een kosten/baten-analyse maken. De media-aandacht van de afgelopen week voor het merk Kuifje (zelfs de HuffPo, het door en door Amerikaanse politieke blog The Huffington Post, pakte flink uit met het veilingnieuws) vertegenwoordigt een marketingwaarde van vele, vele miljoenen. Daarbij valt de 90.000 euro die ‘anoniem en telefonisch’ (!) werd geboden in het niet. De weduwe c.s. heeft het, kortom, weer slim gespeeld. Dat is overigens geen cynische conclusie. Diep in mijn hart deel ik met econoom Chervel de bewondering voor een bedrijf dat zijn onmogelijke missie telkens met zoveel zwier vervult.

vrijdag 21 november 2008

Veiling (1)


Un ensemble de 136 lettres inédites d'Hergé, ainsi que des photos et croquis réalisés par le créateur de Tintin, ont été vendus 90.000 euros (sans les frais), vendredi à Paris, lors d'une vente aux enchères de la maison Artcurial. *

* Bron: Le Soir, 21.11.2008, 19:55

Veiling (2)


Kunstgrepen in overvloed om de prijs van een veilingstuk te manipuleren. Het sollen met de pedigree is wijdverbreid en doet ten minste een beroep op de fantasie (en allicht dat ik me er daarom wel mee kan amuseren).
Een pedigree is de stamboom van een kunstwerk, maar ik ken een verzamelaar (tevens zeer fervent bezoeker van veilingen) die consequent over een ‘stappenteller’ spreekt. De stamboom, mits integer opgesteld, geeft immers aan in hoeveel stappen men bij de Oervader is. Laten we zeggen dat het een Klare Lijn is die loopt van de kunstenaar naar de laatste eigenaar van het stuk. De bottle neck schuilt in dat bijzinnetje: ‘mits integer opgesteld’. Het kan namelijk buitengewoon lonend zijn om met de afkomst te sjoemelen. Een indrukwekkende pedigree vertroebelt al snel het onderscheidingsvermogen van de potentiële koper (Kan me niet schelen wat het kost, dit is zó bijzonder, ik moét dit hebben!). Bovendien verleent het een vervalsing de schijn van authenticiteit.

Veiling (3)


Slimme verkopers (en lees hier vooral ook: veilinghuizen) gebruiken de pedigree als marketingtool, een mooi verhaal dat free publicity genereert en dus de belangstelling voor een kavel aanwakkert en de prijs opdrijft.
Marketeers creëren waarde, ze maken ons wijs dat de tomatensaus voor over de spaghetti ambachtelijk gemaakt wordt in het fabriekje van een gezellige troep Toscaanse omaatjes. Dat mogen ze straffeloos vertellen. Evengoed mag een veilinghuis beweren dat een gouache van de voorplaat van een Kuifje-album ‘in de jaren dertig door de tekenaar is geschonken aan een oud vrouwtje en vervolgens vijftig jaar is opgeborgen geweest in een koffer op zolder’. Dat maakt het aantal stappen tussen de Kunstenaar en de laatste twee eigenaren (een verzamelaar en een buitenlandse zakenman) klein en het stuk dus extra aantrekkelijk. Bovendien is het een anekdote die de media graag overnemen.

We moeten het alleen niet klakkeloos geloven.

Want circuleerde ‘Tintin en Amérique’ niet al in de jaren zeventig in verzamelaarskringen? D. kan dat in elk geval bevestigen. En hoe zit het eigenlijk met die 136 brieven van Hergé die zijn gelijknamige neef vanavond onder de hamer bracht? De veilingcatalogus meldt alvast: nooit eerder op de markt gezien. Het verhaal achter kavel 31 is aanlokkelijk. ‘Nu ik zestig ben, wil ik deze pagina weleens omslaan,’ verklaart Georges Rémi jr. die gretig door de dagbladen wordt geciteerd.

Maar wacht nou eens. En die dozen dan met ‘unieke correspondentie’ die eind jaren negentig onderhands werden aangeboden? Die ik indertijd in een tijdsbestek van minder dan een jaar twee (2) maal kreeg aangeboden (waarvan eenmaal door D. die ‘een bemiddelingsdienst verleende aan een Franse tussenpersoon bij de verkoop van onder meer ruim 125 brieven’)? Ruim 125 brieven? Wilde Jr. de bladzijde al eerder omslaan? Of had Philippe Goddin misschien met open venster en tijdens een licht briesje zijn archiefwerkzaamheden verricht?



Binnenkort: Hoe verkoop je een album dat voor minder dan 25 duizend euro op de markt is voor meer dan € 60.000?


Stoppen met Kuifje (7.1)


Tijdens de jaren van de laatste Argentijnse militaire dictatuur hebben veel mensen hun boeken in wc-potten en in badkuipen verbrand en hele verzamelingen achter hun huis begraven. Ze waren evident gevaarlijk geworden. De mensen maakten een keus tussen de boeken en hun eigen leven en werden zo hun eigen beul.*

B. die me ruggengraatloosheid verwijt omdat ik, ondanks alles, nog steeds niet ben gestopt. Met een blonde Maredsous en een irritante onbuigzaamheid filosofeert hij over de aard van de dictatuur die mij zal dwingen afstand te doen van mijn collectie. Het totalitarisme als laatste redmiddel voor de verzamelaar die maar geen afscheid kan nemen.
Maar linksom of rechtsom, welk schrikbewind zal zich nog opwinden over het geesteskind van Hergé?
‘Elk schrikbewind,’ zegt hij ten slotte. ‘Ga maar na. Despoten gruwen van transparantie. De Klare Lijn is dus een natuurlijke vijand en hun eerste slachtoffer.’
Ik denk aan de antieke, geëmailleerde Engelse badkuip waar S. op de Zavel verliefd op werd en die zij zichzelf, heel genereus, cadeau deed. We kunnen er met zijn tweetjes in, maar verdomd: als het erop aankomt, is hij veel te klein.

* Uit: Het papieren huis, Carlos María Domíngues

donderdag 20 november 2008

De zaak V. (2)


Hoe sluw en schaamteloos V. ook opereert in de piste der collectioneurs (volgende week meer daarover, ik laat me niets meer aan hem gelegen liggen), juridisch kon ik hem eenvoudig van me afschudden. Hij wist zijn beschuldigingen domweg niet hard te maken. Om dezelfde redenen moest ik overigens, bij die ándere conflictpartij, de preventieve censuur van een dading accepteren. Zuur, maar niet onoverkomelijk.

S. kon zich uiteindelijk vinden in mijn weerzin voor De Rechtmatige Eigenaar. Wat bleef was haar misnoegen dat voortvloeide uit de oeroude wijsheid dat gestolen goed nu eenmaal niet gedijt. Of, zoals ze aan de overzijde van de oceaan durven beweren: ill-gotten goods seldom prosper (nochtans zaten de Indianen daar dus wél met de gebakken peren, iets wat het bleekgezicht Hergé maar moeilijk kon verkroppen. Maar dat is een ander verhaal).

Het compromis waarmee de huiselijke vredespijp werd gerookt, was: niet teruggeven, wel wegdoen. D. gaat bemiddelen bij de verkoop, de opbrengst zal ik op rekening storten van Artsen Zonder Grenzen - lichtjes tegenstribbelend, ongetwijfeld, maar het goede doel is in dit geval de prijs van een goede relatie. Mijn suggestie om het geld dan maar over te maken naar de Stichting Eekhoornopvang (toch een biologische verzamelaarssoort bij uitstek) heeft S. al afgewimpeld met een vinnig ‘Komediant!’
Ze zei wat Germaine Kieckens dacht.
Maar dat zeg ik niet.

dinsdag 18 november 2008

De zaak V. (1)


Volgens S. begint eerlijkheid pas bij twijfel aan de eigen eerlijkheid. ‘Nu klop je jezelf op de borst voor je oprechtheid terwijl het dat nou juist níet is. Het is pseudo-fatsoen. Nep.’
Minus die omhaal van woorden: ze vind me een hypocriet. Opbiechten dat een schets uit mijn verzameling van diefstal afkomstig is, ontslaat me niet van de plicht de gestolen waar terug te geven aan de rechtmatige eigenaar. Zonder die handeling van berouw, zegt ze onheilspellend, hoef ik niet te rekenen op absolutie.
Maar ik vertik het om deugdzamer te zijn dan mijn krachten toelaten.
‘Teruggeven?’ antwoord ik verontwaardigd. ‘Aan die adder?’

Verzamelaars kunnen wreed zijn in hun hebzucht. Zonder bezitsdrang is er geen collectie, maar hoeveel menselijkheid ben je bereid in te leveren bij het binnenhalen van de prooi? In zijn inhaligheid is V. een roofdier waarvoor het advies geldt: Benaderen op eigen risico.
S. schudt meewarig haar hoofd en zegt wat ze al eerder zei: ‘Hou het nou toch gewoon klein. Zo erg is hij vast niet.’
En ik zeg: ‘Hij is nog erger. Luister…’

maandag 17 november 2008

Schrijnende melancholie


‘Maar waar zijn de… poppetjes?’
Schaapachtig lachje, alsof, nee, omdat ze zich schaamt voor die vraag.
Er zijn geen poppetjes.
Er is de gietijzeren vitrine met Het Eerste Album - een kraakheldere mise-en-scène: de verzamelaar met zijn belangrijkste vangst als rugdekking. Maar het is kansloos. Dit meisje hoopte op een manshoge maanraket, minstens, en liever nog een polyester Kuifje uit de Galerie Fourcart om het kader mee af te bakenen. Mijn witte handschoentjes zullen haar teleurstelling niet wegvagen.

S. kent haar moeder, een kunstenares waarvan het altijd moeilijk is vast te stellen of ze gekleed is voor een vernissage of voor een operatie. ‘Ze doet een filmopleiding,’ zei S. ‘Ze wil afstuderen met een Honigmann-achtige documentaire over verzameldrift en bezitsdrang. Ik heb gezegd dat ze jou mag bellen.’
Dat ‘Honigmann-achtige’ vond ik interessant. En ook wel aanmatigend, voor een student. Heddy Honigmann maakt zeldzaam grondig geresearchede films: schrijnende juweeltjes over melancholie. Ik ben slechts gematigd melancholiek - bij lange na niet toereikend om er mijn ‘verzameldrift en bezitsdrang’ mee te verklaren.

De jonge filmmaakster besluit haar draaiboek aan te passen en dirigeert me naar een bankje in het Vondelpark. Benen verkrampt over elkaar, AU PAYS DES SOVIETS op schoot. Langdurig tuurt ze in de viewfinder van de camera en lijkt ten slotte tevreden. Dan vraagt ze, misschien wel om het ijs te breken: ‘Denkt u dat hij nog eens een nieuw boek maakt?’
Het duurt even voor de volle betekenis van die vraag tot me doordringt.
Verbluft schud ik mijn hoofd. ‘Ik denk het eigenlijk niet. Hij is…’
‘Zonde hoor,’ walst ze over me heen. ‘Terwijl hij toch zo geweldig kan tekenen.’
Het klinkt als een verwijt.
En ik val haar bij: ‘Ach ja, een lamzak, dat is het!’
Het schrijnende heeft ze alvast in de vingers. Nu de research nog.

zaterdag 15 november 2008

Bemachtigen & bezitten


Wie niet van kopen houdt, wordt nooit verzamelaar. Het verwerven is de cruciale fase in het verzamelproces: daar en dan moet het beste werk (…) worden bemachtigd en een passende prijs betaald. Het kopen is voor sommigen zelfs het hoogtepunt in het verzamelproces dat door niets anders is te evenaren - zelfs niet door het bezit van een begeerd stuk.*


* Citaat uit Iets wat zo veel kost, is alles waard van kunstcritica Reneé Steenbergen. Haar vuistdikke onderzoeksrapport naar de motieven van verzamelaars lijkt me een significant vertrekpunt voor de herstart (aanstaande maandag) van A la recherche… Let op de termen ‘bemachtigen’, ‘passende prijs’, ‘bezitten’: daarover gaan we hier de komende weken (ofschoon verstrikt in het wurgkoord van de dading) eens opgewekt uitweiden. Wie overigens nu reeds de pijn van de begeerte wil voelen, bladert door deze al even dikke veilingcatalogus. Schenk vooral aandacht aan twee kavels. Lot 31: een verzameling van 136 brieven die Hergé schreef aan zijn Germaine. De verwachtingen zijn hoog (€ 15.000 - 20.000) en de toevoeging Du jamais vu sur le marché is zeer betwistbaar (maar daarover later meer). Lot 614 omvat schetsen voor VLUCHT 714 en heeft in de kavelbeschrijving de slimme lokroep Pièce de musée waarmee openlijk gelonkt wordt naar een herhaling van de prijsexplosie van dat andere zogenaamde museumstuk: de gouache van AMERIQUE, in maart van dit jaar. Ook daar kom ik op terug.

donderdag 6 november 2008

Korte samenvatting


Bon, men stelde dus een dading voor.
Bij D., die deze kwestie geamuseerd volgt (S. ergert zich groen en geel aan zijn laconieke telefoontjes) riep dat geen vragen op. De term is dan ook in jure Vlaams als maar zijn kan.

Niet dus.

Ik noteerde al eerder mijn onnozelheid op het juridische vlak. Mijn monter facturerende advocaat verklaarde dat de dading in wezen niets meer is dan een schikking, zij het dat déze dading voortvloeit uit het Belgische burgerlijk wetboek en dus toch iets méér is dan althans de Nederlandse schikking.
‘Begrijpt u?’

Wees overigens niet bevreesd, beste A la recherche-lezer, een kurkdroog exposé à la Alfredo Topolino (abrupt afgebroken door een ferme explosie…) zal u bespaard blijven. Korte samenvatting van het voorafgaande: ik heb middels het tekenen van een contract een geschil beslecht met een partij wiens naam ik bijgevolg op deze plek en ook elders in geen geval mag noemen. Ik mag ook niet de namen van personen noemen waarvan ik redelijker wijze mag aannemen dat via hen de naam van de partij herleidbaar is die ik niet mag noemen. Dit geldt overigens ook voor bijvoorbeeld (geografische) situaties en voorwerpen. Evenmin mag ik de suggestie wekken dat ik aan de dadingspartij refereer in een weliswaar geanonimiseerde doch gespecificeerde beroepsomschrijving.

Hoewel ik er mijn krabbel onder heb gezet, wil ik toch even wijzen op de laatste afspraak: die is, mild gezegd, nogal krankzinnig. In praktijk mag ik het hier bijvoorbeeld hebben over ‘een zekere organisator’, maar niet over ‘een zekere ■■■organisator’! Verlaag ik me toch tot zulk wangedrag dan geeft Artikel 2053 van het Wetboek mij het nakijken.
Het laatste woord over dit juridische akkefietje?
Ja.
Of nee, natuurlijk niet. Ook zonder getuigschrift van de scouting ken ik zoiets als een persoonlijke eer. Zwijgen is in dit geval niet om aan te horen. Ik zal op eieren moeten lopen, maar vanaf maandag 17 november vervolg ik hier mijn reis.

maandag 27 oktober 2008

Bitter



Als verzamelaar neemt hij enkel datgene in zijn collectie op,
dat de harmonie ervan niet kan verstoren.
*)

*) Uit een geschrift van Aleksej Maksimovitsj Pesjkov, beter bekend als de Russische schrijver Maksim Gorki. Vertaald betekent Gorki overigens zoiets als de bittere, of de verbitterde. En dat is te navrant om niet op terug te komen. Ik kóm daar op terug. En A la recherche... komt terug. Ergens in de eerste of tweede week van november… que le grrrand crrric me crrroque!

dinsdag 2 september 2008

Afscheid (1)


Om de zinnen te verzetten, neemt S. me mee naar de MS Stubnitz, een oude diepzeetrawler die ligt aangemeerd in het Oostelijk Havengebied. Hergé scheepte een halve eeuw geleden nog heel gewoontjes in op een vrachtschip (ter voorbereiding op het maritieme deel van COKE EN STOCK). Ik klauter die zaterdagavond naar het dek van een cultureel multidisciplinair podium gespecialiseerd in underground performances waar S’ vriendenkring van film- en documentairemakers zich laveloos drinkt aan voormalig DDR-bier. In het verzengend hete ruim bevinden zich ondertussen niet de gitzwarte slaven van markies Di Gorgonzola, maar een electro-akoestische Libanees die schermutselt met frequentie- en impulsresponsies.

En het is niet dat ik me hier te oud voor voel.

‘Hou het nou gewoon klein,’ zegt S. voor wie ik mijn ontgoocheling ook hier niet verborgen kan houden. Ze heeft een advocaat voor me geregeld, dezelfde die ze ooit liet onderzoeken of een ontketende Theo van Gogh met een straatverbod uit haar buurt kon worden gehouden.

Maar het kleine verhaal (een broos zelfonderzoek naar de drijfveren van een verzamelaar) is me ontglipt toen ik in alle onnozelheid en middels een stel niet zo chique dwangbrieven zélf het grote verhaal binnenhaalde.
Daar zitten onprettige kanten aan.
Zoals ik een Nederlandse journalist in een verkennende mailwisseling voor een groter interview vorige week duidelijk maakte: het gaat over stromannen, over het kunstmatig opdrijven en manipuleren van prijzen en over verbeten pogingen om de nalatenschap van een Tekenaar aansluiting te laten vinden bij het bastion van de vermogende kunstcollectionneurs. Er zijn meer verzamelaars die dat verhaal kunnen vertellen, maar elke verzamelaar heeft er uiteindelijk belang bij dat de mythe in stand blijft.

Ik heb dat interview afgezegd. Treurig maar waar, ik krijg nu juridische bijstand van iemand die me op het hart drukt voorlopig mijn mond te houden: ‘Het gaat er in dit soort zaken niet om of je gelijk hebt, maar wie of wat je tegenover je hebt.’ En ik kan me domweg niet aan de indruk onttrekken dat dat citaat ontsnapt is aan het geluidsspoor van een B-film.

Heb geduld, we zullen zien...

maandag 25 augustus 2008

Grijstinten (3)


De beste manier om een probleem op te lossen, is de humor ervan te ontdekken. Dixit Arthur C. Clarke. Maar wat als het antwoord op die vondst niet ook een kwinkslag is, maar twee (!) aangetekende juridische brieven? Dan stapelen de problemen zich alleen maar op.

Wel, klaarblijkelijk mag ik hier frank en vrij en met lichtvoetige distantie over de pathologie van een Kuifje-verzamelaar (lees: over mijn hoogstpersoonlijke eigenaardigheid) schrijven. Begeef ik mij echter buiten de intimiteit van mijn eigen collectie, dan zijn de rapen gaar.

In 1988 betaalde ik 2500 gulden voor een genummerd en gesigneerd exemplaar van PAYS DES SOVIETS. Twintig jaar later wordt er voor hetzelfde album het twintig- of zelfs dertigvoudige bedrag geboden. Met het katapulteren van de prijzen, heb ik ook de laagheid van sommige ‘verzamelaars’ tot grote hoogte zien stijgen. Die donkere kant had ik hier graag met aansprekende voorbeelden belicht. En misschien komt dat er ook nog van.

De waarheid van dit moment is dat een medeverzamelaar met een alleszins bezoedeld blazoen én een organisator van veilingen mij juridisch de mond proberen te snoeren. Lichtvoetigheid is nu het eerste dat sneuvelt, op dit moment ben ik gedwongen zélf juridisch advies in te winnen. A la recherche du Tintin perdu zal een weekje stilliggen. De bijdrage van afgelopen donderdag heb ik voorlopig verwijderd.*)

*) Op maandag 27 oktober deels teruggeplaatst. En weer verwijderd. Op juridisch vlak ben ik, vrees ik, een onnozele hals.

vrijdag 22 augustus 2008

Grijstinten (2½)


‘Ga je nou de vuile was buitenhangen?’ vraagt S. kregel. Ze verwijt me dat ik met die open brief van gisteren de oude Gulden Regel schendt. Wat gij niet wilt dat u geschiedt…
Ze heeft het mis.
De Regel heeft evenveel varianten als er verwensingen zijn in het vocabulaire van Haddock. En heel stoer verkondig ik dat ik slechts Tony Soprano volg in zijn interpretatie: ‘Ram de ander in elkaar met hetzelfde respect waarmee je zelf in elkaar geramd wilt worden.’
S.’ spottende lachje is respectloos. Als gangstermeisje is ze ongeschikt.

woensdag 20 augustus 2008

Stukjes


“Zie je, het is een puzzel in 500 stukjes, zonder doos dus zonder voorbeeld en incompleet want je begint met één stukje en als je 600 stukjes hebt, zou je kunnen vrezen dat het een puzzel in 1000 stukjes is, tot je de doos vindt: 2000 stukjes! Maar als je 2300 stukjes hebt, weet je dat je de verkeerde doos hebt, en de verkeerde afbeelding… en dan ben je nog maar net begonnen.”

Boudewijn Büch over zijn imposante boekenverzameling

dinsdag 19 augustus 2008

De waarheid is de veiligste leugen


D. ontmoet op een beurs in Kampen. Voor een COKE EN STOCK met wat krabbels van Bob de Moor (innemend schetsje van stoomvrachtschip) telde ik negen hagelnieuwe biljetten van vijftig euro neer. Daarna met gemengde gevoelens het Stripspektakel ontvlucht, vooral ook omdat het er wemelde van families met kinderen en de leegte me naar de strot greep.

Overigens ben ik wel degelijk gestopt met verzamelen. Deze nieuwe aanschaf dient louter als cosmetische upgrading van de collectie, voor als de boel straks onder de hamer gaat.*

* Nu ja, men liegt het hardst als men tegen zichzelf liegt.

maandag 18 augustus 2008

Germaine (3)


Liefdeloos is evengoed de biograaf die geen reserves kent in het gebruik van zijn bronnen. Heeft de eerste vrouw van Hergé werkelijk voor de camera beweerd dat ze diens minnares (lees: ‘het inkleurstertje’ Fanny Vlamynck) een trut vindt? Niet natuurlijk. Ze noteert haar woede en haar wanhoop in een agenda. Dagboekaantekeningen zijn het amper te noemen; het zijn gedachteflarden, hoogst persoonlijk, hoogst pijnlijk en apert niet voor de openbaarheid. Germaine Kieckens had enkel de pech dat ze in handen vielen van een biograaf die geen maat kan houden. Philippe Goddin strooit in zijn LIGNES DE VIE onbarmhartig (en vér voorbij het punt van noodzaak) met citaten.

Tweede dolksteek in de rug van Germaine komt van Moulinsart dat goedkeuring verleende aan een stuitend slechte vertaling. In LEVENSLIJNEN wordt de ex van de Tekenaar ook het laatste restje waardigheid ontnomen: door het mismaakte Nederlands klinkt ze als een labiele bakvis.

vrijdag 15 augustus 2008

Retour afzender


D. verhaalt over de woede waarin hij ontstak na aanschaf van Philippe Goddins LEVENSLIJNEN. Ik vond de wanstaltige vertaling een minpunt, maar D. achtte het piep-knor-Nederlands in deze biografie niet minder dan misdadig: hij zond de kaft (zonder binnenwerk, mét giftig commentaar) retour naar het uitgeefteam van Moulinsart.

Zo’n onomwonden blijk van afkeuring zou Hergé acuut hebben aangezet tot een nederige respons - verontschuldigend én allicht met een zorgvuldig geplaatste kwinkslag. Maar D. wacht al maanden op een antwoord.
‘God, wat háát ik hun liefdeloosheid,’ brult hij furieus in zijn mobieltje.
Geschrokken houd ik hoorn en verwensingen op afstand en beeld me in dat ik opnieuw de fout heb begaan Haddock te bellen in plaats van Van Kampen.

donderdag 14 augustus 2008

Stoppen met Kuifje (6)


En de Tekenaar, hij steekt er nog maar eentje op (hier voor de ruïnes van de abdij van Aulne, mei 1943). Ik moet mezelf voorhouden hoe moeiteloos ik ooit de sigaret uit mijn leven verjoeg. Waarom lukt het me dan niet om te stoppen met Kuifje?

D. belde gisteravond, merkte weer eens kwaadaardig laconiek op dat hij van alles heeft liggen. De opsomming was gekmakend. Tenslotte ging ik om voor een COKE EN STOCK (een niet-bijzondere uitgave uit ’63) met een dédicace van Bob de Moor. ‘Ik wist het wel,’ zei D. triomfantelijk.
Met sommige vrienden heb je geen vijanden nodig.

woensdag 13 augustus 2008

Op datzelfde moment



Soort van vrije dag. Op de fiets naar R. met een Rackham le Rouge. Moet een halve meter plakband uit gepeuterd. Minstens. Korte tussenstop bij Lambiek voor bestelling. Weer naar buiten, want: tas nog aan stuur. Catastrofe!

Portemonnee vind ik vijf minuten later terug in de Leidschestraat. Leeg. Rackham ligt opengeslagen op de tramrails. Stelletje eerloze dienaren van Beëlzebub!

R. zal extra zijn best moeten doen.

dinsdag 12 augustus 2008

Nieuw licht op Hergé (1)


Acteurs zijn vee, een opvatting die men toeschrijft aan Alfred Hitchcock. Hiermee geconfronteerd in een interview nam de regisseur overigens afstand van deze hartvochtige zienswijze: ‘Het enige dat ik destijds heb beweerd, is dat men acteurs moet behandelen als vee.’
Hitch onthulde in hetzelfde interview op welke regisseur hij jaloers was: ‘Weet u, ik zou graag Walt Disney zijn. Die gaat op een geweldige manier met zijn acteurs om. Als eentje ervan hem niet meer bevalt, verscheurt hij die gewoon.’

Hergé die Kuifje verscheurt. Ten slotte. Finale sequentie in een gedroomde biografie:

‘Het is volbracht,’ mompelde de tekenaar en wierp zijn vernielde geesteskind voor de voeten van zijn belangrijkste medewerkers. Jacques Martin en Bob de Moor zijn vele jaren later eenstemmig in hun herinnering aan dat ontstellende moment: ‘We wisten dat het voorbij was. En we beseften dat Vlucht 714 nooit voltooid zou worden.’

(Elke verzamelaar heeft zo zijn eigenaardigheden. De laatste jaren herschrijf ik in gedachten het levensverhaal van de Brusselse tekenaar. Of is het juiste woord hier verbeteren, zoals Hergé telkenmale de perfectie zocht?)

maandag 11 augustus 2008

Kinderspel


Gedoemd zijn zij die terugkeren. Alle goede voornemens ten spijt: een (ook nog eens...) veel te hoog bedrag neergeteld voor de Dubreucq-puzzel van CIGARES. Ruim zestig jaar oud, maar in een onberispelijke doos. Tegen die volmaaktheid stond ik machteloos.
Welbewust heb ik de voorbije decennia albums verzameld en me verre gehouden van de gadgets. En deze puzzel is niet eens compleet! ‘Zoals er ook aan jou iets schijnt te ontbreken,’ bejegent S. me traditioneel vijandig. Beschaamd om mijn zwakheid trakteer ik haar op een etentje buiten de deur. Wijn en rekening zijn adembenemend en overvleugelen de gêne. De man die voor private satisfactie kinderspeelgoed koopt, participeert al even ruimhartig in volwassen vertier.

vrijdag 18 juli 2008

Où est Tintin?






Beste A la recherche-lezer:
ik ben
tot en met 10 augustus afwezig.
Voor de bestelling van uw kleurpotloden kunt u in deze periode contact opnemen met
juffrouw Fanny Vlamynck, toestel 421.

donderdag 17 juli 2008

Untitled film still



Links de Karaboudjan, rechts Kuifje die hier in uiterlijk erg sterk lijkt op de Jason Bourne van het witte doek. Innerlijk delen ze bovendien een blanco verleden. Maar Bourne probeert die leegte beetje bij beetje in te vullen, terwijl Kuifje nimmer blijk geeft van enige zorg over een gemis aan oorsprong.

Is dat wat ik verzamel? Zorgeloosheid?

(Niet, natuurlijk. Het is rusteloosheid wat de klok slaat. De angst om iets mis te lopen, vertaalt zich in een chronische gejaagdheid. Man, zegt S., ontspan je nou eens. Maar ik vrees dat me dat pas lukt als ik met amnesie en twee schotwonden in zee drijf…)

woensdag 16 juli 2008

De handen



De handen van de meester (hier op een opname uit 1960), ik zou ze me graag laten aannaaien. Als ik dit D. in een openhartige bui beken, veronderstelt hij een denkfout. ‘Je zult zijn hoofd erbij moeten nemen, wil je niet even stuurloos blijven als Bob de Moor.’
Maar dan is de kwestie: wil ik Hergé zijn? Het heeft zo zijn voordelen om jezelf te verzamelen (hoewel het ook van hoogmoed getuigt). Los daarvan, ik hoef enkel de foto hieronder te zien om zeker te weten: met Hem wil ik niet ruilen.


(Excuseer Germaine, morgen ben ik weer een aardige vent. Beloofd!)

dinsdag 15 juli 2008

Verpakte vrees


Er zijn weinig bibliofielen (ik ken ze in elk geval niet) die hun kostbare boeken opbergen in plastic beschermhoesjes. Daarentegen weet ik van veel stripverzamelaars dat zij hun Krabben, hun Scepters en hun Lotussen schichtig verpakken in zuur- en zwavelvrije mapjes van thermoplastisch kunststof. Hun boekenkasten lijken nog het meest op winkelstellingen.
K., wiens stripzaak eens mijn tweede huiskamer was, heeft hierover een interessante theorie. In zijn optiek duidt het gebruik van een beschermhoesje op een dieper gelegen angst om macht uit te oefenen. De voorzichtige verzamelaar wil helemaal niet bezitten doch slechts beheren.

Net als K. moet ik niets hebben van deze inpakmanie. Ik ben de gezagvoerder van mijn collectie, de geautoriseerde instantie die nú kan bepalen dat de 74-jarige Cigares ter lezing met hem in bad gaat. En vlug een beetje! Niet dat ik het in mijn hoofd zou halen (het idee...), maar ze moeten wel weten wie hier de baas is, die boekjes van me.

maandag 14 juli 2008

Stoppen met Kuifje (5)


D. denkt dat deze Stoppen met Kuifje-historie slechts een van mijn grillen is die zal overwaaien zoals, zeg maar, Hergé de steenpuisten op zijn achtersteven (eigen woorden van de tekenaar) verloor. Belt hij me daarom zo vaak? Ongetwijfeld ben ik zijn beste klant (waarover later meer), maar aanbiedingen laat hij nu achterwege. Hij schampert over de misdadige prijs voor een stapeltje Cœurs Vallaints en over een brakke Île noir die voor zevenhonderd euro als Achet immédiat op internet staat. Ik log in en ontdek dat de aanbieder 38 foto’s gemaakt heeft van het album. Zijn vingers benadrukken de scheurtjes en de beschadigingen:


Ik kijk ernaar en krijg een onbestemd gevoel. De beste bedoelingen van de verkoper vernietigen hier iets wat zich moeilijk in woorden laat vangen. Met D. mijmer ik over de jaren zónder internet, toen de verzamelaar zich nog bewoog over diffuse paden in een onpeilbaar universum. ‘Misschien,’ erkent D., ‘heb je ook wel gelijk dat je ermee stopt.’

zondag 13 juli 2008

Temperament


Met oude schoolvriendin I. naar Le voyage du ballon rouge. De film begint om kwart voor 10, maar als ik na een uur op mijn horloge kijk, is het pas 10 uur.
I. lijdt aan restless legs. Haar benen zwieren haar naar de eindtitels. Tegen die tijd verdraag ik het rusteloze en opdringerige karakter van Juliette Binoche. Met dit temperament kan ze moeiteloos gecast worden als Peggy, de vrouw van generaal Alcazar.

zaterdag 12 juli 2008

(...)



Bien sûr nos coeurs perdent leurs ailes... Mais voir un ami pleurer

In herinnering

kleine grote man

Amsterdam, 12 juli 2007

vrijdag 11 juli 2008

Op de kast (3)


Ontdaan door de venijnige haal in de muur en opgelucht dat mijn S. vandaag elders werkte, belde ik W., onze klusjesman die een groot deel van onze woning had gemoderniseerd. Binnen een kwartier was hij ter plekke. In de tussentijd moest ik kletsen als Serafijn Lampion om te voorkomen dat de twee ongeduldige bezorgers op de vlucht zouden slaan.
W. wierp een verbaasde blik op de onderkast en keek naar de deurpost die hij kortgeleden had geschuurd en gelakt.
‘Netjes of snel?’ vroeg hij.
De bezorgers keken beiden op hun horloge.
‘Snel dan maar,’ zei ik met tegenzin. En zonder aarzelen sloeg W. een gat in het omringende stucwerk en ontzette met een breekijzer het houtwerk. Steengruis viel op de plankenvloer. En splinters. Ik verbeet me. Maar tien minuten later stond mijn kostbare aankoop dan toch in de woonkamer. Enkel nog een kleine draai naar mijn werkvertrek en…
‘Die deuren kunnen toch wel helemaal open?’ vroeg Szut ongerust. Hij wees naar de en-suite-deuren met glas-in-lood.
Die deuren konden niet helemaal open. Een oud gebrek. Ik keek naar W. ‘Daar ben ik wel een halve dag mee bezig,’ zei hij afhoudend. ‘Heb ik nu geen tijd voor hoor.’
Hij stapte maar eens op.
De bezorgers keken voor de zoveelste keer op hun horloge. Ik tekende voor aflevering. ‘Succes nog,’ zeiden ze. En ook zij vertrokken.

Beproefd door het tijdloze menselijk tekort van de hebzucht, ging ik op mijn peperdure kast zitten die als een stuurloos vrachtschip in onze woonkamer was gestrand. Ik staarde naar de vernielde deurpost en naar het zwaargehavende stucwerk.
Allemaal de schuld van Hergé!
Toen ik ontdekte dat onder het steengruis óók nog een zee van krassen zat op de geoliede houten vloerdelen, belde ik S. Of ze vanavond uit eten wilde. Daarna naar de film. En daarna een drankje. ‘Laten we het weer eens ouderwets laat maken,’ opperde ik.
‘Fijn!’ riep ze verheugd.
En heel nonchalant zei ik dat ik haar op haar werk zou oppikken.